Edwin ken ik als een hele goede kunstenaar en ik vroeg hem, waarom het goed met hem gaat. Zijn openhartige antwoord verraste me. Het eerste wat hij zei was:
‘Ik slik medicijnen en daarom gaat het goed met me, een stuk beter. Het is voor mij nu zoveel beter te behappen en te accepteren. Dat is wel een dingetje voor me. Het slikken van medicijnen. Ik heb het heel lang tegen gehouden. Ik wilde het gewoon niet, maar op een gegeven moment was ik zo’n eind weg. Ik probeerde het altijd op een andere, vaak alcoholische, manier op te lossen. Daar werd het natuurlijk alleen maar erger van. Ik verdoofde mezelf wel, maar dat ging dus niet goed. Ik hield het slikken van medicijnen dus af, maar op een gegeven moment zei de psychiater dat ik mezelf eigenlijk in een roes bracht met de drank, terwijl ik niet aan de medicijnen wilde. Toen ben ik er dus toch aan begonnen. Een paar maanden later kon ik opeens weer diep ademhalen.
Toen je de vraag twee weken geleden aan mij stelde, fietste ik naar huis en dacht ja, dit is het antwoord. Ik was weer in leven. Ja, dit is het dus. Ik kon voor het eerst weer wat doen. Ik kon aan het werk. Ik stond toen buiten bij mijn oude atelier en ik kon diep ademhalen. Ik dacht zo, dat is lang geleden. Normaal was dat ademhalen heel hoog en gespannen. Ik had altijd last van angst en depressie, maar nu was mijn adem diep en kon ik de rust daarin ook voelen. Voordat ik besloot om die medicijnen te gaan gebruiken kon ik geen kant meer op. Ik wist het helemaal niet meer. Ik wist niet meer hoe ik een schroef in de muur moest doen of hoe ik boodschappen moest doen. Ik wist helemaal niets meer. Ik dacht alleen nog maar, het is wel klaar. Er zijn een hoop mensen die het niet willen horen, het is een soort van taboe nog steeds. Ik wilde er gewoon niet meer zijn. Toch wilde ik altijd nog een mooi ding maken. Aan de ene kant was dat een reden waarom ik bleef doordraaien en daar depressief van werd, maar aan de andere kant is het mijn redding geweest. Ik bleef het gevoel houden dat ik nog iets moois wilde maken wat de moeite waard was. Ik lag elke avond in mijn bedje en hoopte dat ik niet meer wakker zou worden. Het was niet dat ik dood wilde, maar meer dat ik er niet meer wilde zijn. Ik wilde gewoon niets meer en toch had ik het gevoel dat ik nog wat moest en dan speciaal ook iets wat ik kan. Ik wilde uiteindelijk nog eens de voldoening ervaren als ik iets moois had gemaakt. Toen ik een klein jongetje was ging ik tekenen en werd daar steeds beter in. Op mijn twintigste was ik ook blij en trots op de resultaten, maar toen wilde ik steeds beter en werd ik steeds minder tevreden met wat ik maakte. De verbazing en trots over wat ik maakte verdween helemaal. Dat maakte me ook somber en uiteindelijk depressief. Tot op de dag van vandaag ben ik op zoek naar de voldoening over een door mij gemaakt werk. Ik wil dat weer terug. Het is inmiddels vijftien jaar geleden dat ik weer begon te leven. Wat voor mij wel belangrijk is dat ik in balans blijf. Soms wil ik wel van die medicijnen af en probeer dat, maar dan merk ik toch dat het weer minder wordt. Ik zoek naar een zo laag mogelijke dosis, zodat ik toch de prikkels ervaar die ik nodig heb om dingen te maken. Natuurlijk zoek ik daar hulp bij als dat nodig is. Het is niet alleen dat pilletje. Ik moet er ook zelf hard voor werken. Op mezelf passen. Sinds een paar jaar ben ik het allemaal steeds meer gaan accepteren. Het is goed zo.’