‘Het gaat goed in mijn leven, omdat ik heel veel liefde om me heen heb. Liefde die ik krijg, maar ook vooral liefde die ik kan geven. Dat heb ik gelukkig allemaal. Daarnaast is de kunst heel belangrijk voor me. Het zelf kunst maken is overigens wel het belangrijkste. Het vorm geven aan wat me ook maar bezig houdt. Ik gebruik de kunst om, waar ik ook maar mee worstel of benieuwd naar ben beeldend te onderzoeken. Het is de rode lijn in mijn leven.
Een ander belangrijke reden waarom het goed met me gaat is, omdat ik in 1999 aan het programma Spoorloos heb meegedaan. Ik ben toen serieus op zoek gegaan naar mijn biologische vader. Het was een Indische man, die was getrouwd met mijn Nederlandse moeder. Ze zijn gescheiden toen ik twee maanden was. Daarna is er nooit meer contact geweest. Later heb ik een Nederlandse vader gekregen en ben in een hele Nederlandse situatie opgegroeid, maar ik ben duidelijk donker. Vooral in mijn omgeving was het lastig. Voor mij was het goed. Ik had een vader en een moeder en twee broertjes en dat was goed. Het duurde daarom waarschijnlijk best wel lang, voordat ik me realiseerde dat ik anders was. Vragen kreeg ik ook wel, want mensen dachten dat ik geadopteerd was. Het was echter gewoon mijn eigen moeder. In mijn eigen pubertijd vond ik het wel interessant om er anders uit te zien. Ik ging ook mijn ‘eigen’ naam gebruiken. Thies vond ik een mooie naam. Maar met de man achter die naam, mijn echte vader, hield ik me niet zo bezig. Pas toen ik getrouwd was en twee kinderen had in de pubertijd begonnen zij vragen te stellen over hun afkomst, want ook zij hadden een andere huidskleur. Ik kon daar dus eigenlijk niets mee. Ik wist gewoon helemaal niets en had me er nooit mee bezig gehouden. Ik was meer een product van mijn opvoeding en aan erfelijkheid dacht ik helemaal niet. Door de nieuwsgierigheid van mijn kinderen werd ik zelf ook nieuwsgierig. Ik ben toen zelf gaan zoeken naar mijn echte vader. Ik ontdekte dat hij naar Amerika was geëmigreerd. Ik kwam daarna niet meer verder in mijn zoektocht en mensen gaven mij de raad om contact met Spoorloos op te nemen. Op een gegeven moment las ik ook een boek van Marion Bloem, ‘Geen gewoon Indisch meisje’. Ik herken zo ontzettend veel en er viel heel veel op zijn plaats voor mij. Ik had nooit een relatie gelegd tussen mijn karakter en de Indische afkomst. Dat werd voor mij nu pas duidelijk. Daarna schreef ik Spoorloos aan en hoorde pas een half jaar later dat ze op zoek waren gegaan. Plotseling hadden ze ook nieuws voor mij. Goed en slecht nieuws. Mijn vader was vier jaar daarvoor overleden, maar ze hadden wel heel veel informatie voor me en ik bleek twee halfbroers te hebben.’