‘De omstandigheden zijn vervelend en dat blijft ook zo. De vooruitzichten zijn niet goed. Ik zit inmiddels in de bijstand. Drie jaar werkeloos en ja, daar word je niet vrolijk van. En toch gaat het eigenlijk wel goed met me. Ik was vroeger zink-, koper- en loodwerker. Een echte ambachtsman. Ik probeer het nu zoveel mogelijk naar mijn zin te hebben. Hoe kan ik me vandaag vermaken? Wat zal ik oppakken? Dat zijn wel dagelijkse vragen. Bijna elke dag sta ik op en heb ik er zin in. Na mijn ontslag heeft het wel anderhalf jaar geduurd, voordat ik weer een beetje mijn draai had gevonden. In het begin heb ik het zwaar gehad. Veel zuipen en blowen. Vaak heel verdrietig, maar dat is nu niet meer. Ik ben het gaan accep- teren. Er is geen baan meer voor mij. Ik ben 57 jaar, dus dan kan je het wel schudden. Maar ik heb te eten en te drinken en ik kan genieten van het mooie weer. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat ik me niet meer rot voelde. Natuurlijk zijn er nog wel dagen dat ik het moeilijk vind. Dan kijk ik de hele dag films. Depressief ben ik dan niet, maar het gaat even wat minder. Mijn gebruik van bijvoorbeeld drank is anders geworden. Ik heb een tijdje bij een psychiater gelopen om daar mee bezig te zijn. Ik dronk onmatig veel en als ik daarmee door was gegaan, was ik er nu niet meer geweest. Op een nacht ben ik een beetje te heftig met het interieur van mijn huis omgegaan en toen dacht ik, ik heb hulp nodig. Met hulp van de psychiater ben ik toen gestopt met drinken. Inmiddels drink ik wel weer, maar heb ik het onder controle. Dus het is nu echt anders dan toen. Toen ik er mee stopte, begon ik er weer op uit te trekken en kwam ik weer onder de mensen. Ik ontdekte dat het leven best wel leuk is. Die paar maanden niet drinken hebben me absoluut geholpen. Nu heb ik weer energie om andere dingen te doen. Ik dwing mezelf om elke dag anderhalf uur te gaan lopen. Daarbij hou ik de binnenstad een beetje in de gaten en als er iets niet klopt geef ik dat door aan de gemeente. Bijvoorbeeld het afval dat in onze grachten drijft, daar maak ik foto’s van en die geef ik door. Als ze me een bootje geven wil ik het ook wel gaan opruimen. Het heeft overigens wel wat opgeleverd, want inmiddels zijn de grachten weer wat schoner. Ik let ook op losliggende tegels, waar mensen over kunnen struikelen. Zo heb ik echt het gevoel van nut te zijn. Thuis maak ik nog wel schilderijen. Ik noem het abstract absurdisme.’