‘Het gaat goed met me omdat ik er nog ben. In 2011 heb ik een hersenbloeding gehad. Of in ieder geval een ader die op het punt stond te knappen. Ik zit in de psychiatrische verpleging en mijn vrouw zit ook in de verpleging. Ik had avonddienst. Als ik dan thuiskom, installeer ik me op de bank, borreltje erbij en televisie aan. De voeten op een kussen op tafel. Even de computer aan om te kijken of er nog berichten zijn. Mijn vrouw had nachtdienst en kwam ‘s ochtends thuis. Ze zag dat de televisie nog aanstond en dat mijn borreltje onaangeroerd op tafel stond. Uiteindelijk ontdekte ze me onder de douche, waar ik kennelijk al uren had gestaan, terwijl ik wezenloos voor me uitkeek. Ik reageerde niet en toen heeft ze 112 gebeld.
Ik werd opgenomen in het ziekenhuis en dat was zo’n beetje het begin van de ellende. Er kwam nog een heleboel ellende achteraan. Uiteindelijk heb ik maanden gerevalideerd bij dezelfde instelling als waar ik werkte en nu weer werk. Dat was wel even een rare gewaarwording, om geholpen te worden door collega’s en stagiaires die ik daarvoor begeleidde in hun werk. Gelukkig kon ik dat ook accepteren. Het zat een beetje raar in mijn kop. Ik heb me heel lang niet afgevraagd wat er met me was gebeurd. Het was gewoon mijn wereld. Pas veel later ben ik me gaan realiseren wat er was gebeurd. Dat is vreemd, maar maakte het misschien ook wel makkelijker voor me. Het heeft echt een paar jaar geduurd voordat ik weer boven Jan was.’